De formule

Di Storia De formule Soli 2014Die ochtend vond ze de ring: drie diamantjes, gezet in witgoud. Ze schudde het bankkussen op en zag het zwarte doosje. In ongeloof hield ze haar adem in: de ring was een klein vermogen waard!
Maar wanneer had hij die kostbaarheid aan haar willen geven? Haar verjaardag had ze net gevierd en hun huwelijksdag was pas over een half jaar…
Ze was opgetogen over zijn voorgenomen uiting van genegenheid. Het maakte veel goed.
Ze hadden het afgelopen jaar amper met elkaar doorgebracht, hij had het druk. Vergaderingen liepen regelmatig uit. Hij moest klanten werven, met ze dineren, en af en toe naar de sauna. Netwerken, zei hij.
Ze sliep al wanneer hij thuiskwam. En als ze niet sliep, omdat ze wilde vrijen, was hij te vermoeid om haar nog aan te raken, of wilde hij rapporten uitwerken die geen uitstel verdroegen. ‘s Morgens bereidde hij zich mentaal voor op een drukke dag terwijl hij de krant doornam.
Ze was teleurgesteld dat hij zo weinig tijd voor haar vrijmaakte. Maar hij bezwoer haar dat als de opdrachten binnen waren, hij een tijdje in rustiger vaarwater zou komen en dat hij dan een verrassing voor haar in petto had.

Waarom had hij het doosje achter het kussen verstopt, zo’n doorzichtige plaats?
Ineens wist ze waarom het daar lag! Voor het slapen gaan, ontkleedde hij zich in de woonkamer en legde zijn kledij over de leuning van de bank. Een onhebbelijke gewoonte die zij ‘s ochtends meteen aan kledinghangers hing. Het doosje was uit zijn broekzak achter het kussen gegleden!
Het zou een grote teleurstelling voor hem zijn als hij wist dat ze zijn cadeau gevonden had. Ze wilde hem die verrassing niet ontnemen.
De broek hing aan de scherpe vouwen op een hanger aan de kastdeur, ze moest opletten dat het doosje er niet opnieuw uitviel. Toen ze zich omdraaide, zag ze iets op de vloer liggen, een opgevouwen papiertje. Ze raapte het op. Het bleek een hotelrekening, een hotel in het centrum.
Het vermeldde hun beider namen, de datum van gisteren. Ze was geschokt. Zij was daar zeker niet geweest! Toen drong het tot haar door. Ze trok het doosje zo ruw uit de broekzak dat die uitscheurde en schoof de ring aan haar vinger. Hij paste niet.

Dit soort verhalen las ze bij de kapper. Hoe kon hij zo haar zo’n banale streek leveren? Zijn verschrikkelijke slordigheid stond gelijk aan pure arrogantie.
Ze beende naar zijn studeerkamer en zette zijn computer aan. Ze bekeek zijn e-mails en zijn zakelijke afspraken in zijn agenda. Die leken te kloppen. Hier kon ze niets vinden. Koortsachtig zocht ze verder in zijn documenten. Zonder resultaat. Ze trok de laden van zijn bureau open. Niets. Er moest iets in zijn computer opgeslagen zijn, want zijn mobiele telefoon lag altijd in het zicht. Als daar iets in zou staan, zou hij voorzichtiger zijn.
Al die uren achter zijn pc, zogenaamd voor werk! En had ze dat moeten geloven?
Ze wilde bewijs!

Het viel haar in dat er nog een ander e-mailprogramma bestond. Ze had dat ooit eens bij de kinderen van vrienden gezien. Ze zocht op Google naar e-mailprogramma’s. Haar ogen vlogen over de zoekresultaten. Dáár: HOTMAIL, een belachelijke naam, vond ze. Maar dat was het!
Ze las: Om een email te sturen, surf je naar Hotmail. Ze klikte op de link. Die was meteen raak: Doorgaan/ www. msn. nl / hotmail.
Ze werd licht in haar hoofd, voelde misselijkheid opkomen. In het venster dat zich opende, zag ze een e-mail adres staan: de_lovemaker@hotmail punt com. Hij had het de computer laten onthouden!

Waar had hij het domme lef vandaan gehaald om dit op de pc te laten staan? Hoe had hij haar in vredesnaam gezien: als de een of andere naïeve muts die toch niet achter zijn dubbele agenda zou komen? De LOVE maker! Maar dan toch niet bij haar.
Ze moest onmiddellijk zijn wachtwoord hebben!
Ze voerde haar eigen naam in en lachte smalend toen dat geen resultaat boekte. Het zou haar dan ook verbaasd hebben.
Ze liet allerhande mogelijkheden de revue passeren waarvan ze dacht dat ze belangrijk voor hem waren. Telkens een foutmelding.
Ze klikte op: Wachtwoord vergeten? Om uw wachtwoord opnieuw in te stellen, dient u eerst uw e-mail adres op te geven en de tekens in de onderstaande afbeelding over te nemen.

Ze ontwaarde scheve cijfers en letters en nam ze over, na het invoeren van zijn walgelijke e-mail adres.
U kunt uw wachtwoord op een van de volgende manieren instellen: bevestig uw accountgegevens en beantwoord uw geheime vraag.
Geheime vraag? In het venster stond, niet te geloven, de aanwijzing: Geboorteplaats van moeder?
God hebbe haar ziel! Wat een interessante beveiliging had hij voor zichzelf uitgezocht, ze kon meteen een nieuw wachtwoord instellen.
Ze was ineens doodmoe, maar triomf overheerste. Zijn post lag open, ze had zijn geheime leven gekraakt!
Alle avonden dat ze dacht dat hij aan het werk was, bracht hij met ene Annet Baksman door. Geen pseudoniem, nam ze aan. Via zijn infantiele e-mailadres had hij met haar afgesproken en voor vandaag stond er een neukafspraak tijdens de lunchpauze.
De e-mails waren doorspekt met kinderlijk verliefde woorden. Annets adres stond gewoon in zijn lijst!

Toen ze hem confronteerde, zag ze het: het befaamde spiertje bij zijn mondhoek trilde.
Hij was nerveus, concludeerde ze met voldoening. Altijd als hij nerveus was, trilde dat achterlijke spiertje.
Ze gooide de geprinte bewijzen op tafel. Nu hij inzag dat ontkennen geen zin had, nam hij een andere houding aan. In zijn ogen zag ze minachting. Ze schrok. Hij deed een stap naar achter toen hij haar onzekerheid zag. Was hij soms bang dat ze zich snikkend in zijn armen zou werpen en hem zou smeken bij haar te blijven? Dat nooit. Hij had haar stukgemaakt.
Hij zou het binnenkort toch wel verteld hebben, zei hij koel. Ze had dat zelf toch ook gemerkt? Ze waren uit elkaar gegroeid, hij wilde een scheiding. In Annet vond hij alles wat hij bij haar had gemist. Annet sprankelde, had een goede baan als bedrijfsjurist. Zij was een saaie muts, een huisvrouw. Wat hadden zij nog samen?
Zijn oppervlakkige onverschilligheid benam haar de adem. Alles had ze opzij gezet voor hem, alles! Al die jaren gooide hij achteloos weg, hij gooide haar gewoon weg!

Ze opende de kast en haalde de onderste plank los. Haar promotie mocht dan wel ‘uitgehuwelijkt’ zijn, haar proefschrift met de formule lag op een goed bewaarde plek.
Deze, zeer eenvoudige, chemische middelen had bijna iedereen in huis; als je ze maar in de juiste verhoudingen mengde. Uit de keukenla nam ze handschoenen en een hamer.

Hij keek haar ontzet aan toen ze de hamer op zijn hoofd sloeg. Ze had hem overvallen in bad. Verzet was zinloos, bloed liep langs zijn slaap. Ze sloeg, totdat ze hem niet meer hoorde kreunen. Met wat kledingstukken stelpte ze het bloed en propte het textiel in een vuilniszak. Ze stond verbaasd van haar gevoelloosheid, ze minachtte hem zelfs niet meer. Hij had afgedaan, moest zo snel mogelijk weg.
Buiten adem en trillend van de adrenaline draaide ze zich om, zijn ontbinding hoefde ze niet te zien. Ze was vergeten hoe geruisloos haar methode was. Ze hoorde slechts zacht bruisen.
Toen ze durfde kijken, zag ze alleen een beetje roestkleurig schuim dat ze door de afvoer spoelde. Diezelfde avond waren sporen gewist, zonk de hamer in de Maas en parkeerde ze de auto voor het huis van Annet Baksman. Ze stopte zijn bebloede kledingstukken onderin haar afvalcontainer en liep terug naar huis.

Een dag later zat ze in tranen bij de politie, haar man was niet thuisgekomen en vandaag ook niet op zijn werk verschenen. Dat was niks voor hem, zonder reden. Hij was veel onderweg, ja, maar lag elke nacht naast haar in bed. Hun huwelijk was goed, zo goed zelfs dat hij haar een ring had gegeven, ze liet het dure kleinood zien. Hij had geen reden om bij haar weg te gaan en als hij zo’n verrassing voor haar had gekocht, dan moest hun liefde toch wat waard zijn?
Fijn, dat de rechercheur zo meelevend was. Ze was erg ongerust, als er maar niks was gebeurd? En ja, natuurlijk mochten ze in de computer kijken, maar ze wist zijn wachtwoord niet.

Het gaf haar voldoening dat Annet Baksman moest gaan bewijzen dat ze niets met het misdrijf van doen had, die ging een moeilijke tijd tegemoet.
Zelf werd ze, buiten de huiszoeking en wat verhoren om, in haar hevige verdriet met rust gelaten.
Na een jaar, er was geen spoor van het lijk, werd de overlijdensakte getekend naar aanleiding van de wet: Doodverklaring bij vermissing, in rechtsvermoeden van overlijden.
Zij kon als treurende weduwe na enige tijd het verzekeringsgeld innen en verkocht de ring. Het gaf haar teveel pijn, zei ze tegen de meevoelende juwelier, dat haar man het kleinood nooit zelf om haar vinger had kunnen schuiven.

ds

 

De schoenen

di-storia-de-schoenen-solidianne

Hij kneep zijn ogen iets samen om zijn zicht te verscherpen, kon niet direct thuisbrengen wat hij zag. Toen hij dichterbij kwam, zag hij schoenen, een paar bruinleren herenschoenen met losjes geknoopte veters. Ze stonden met de neuzen voor een hoge langgerekte muur.
Nu hij duidelijk had gezien wat zijn aandacht had getrokken, liep hij peinzend door. Het beeld van de schoenen liep met hem mee.

Hij vroeg zich af waarom de schoenen daar waren achtergelaten. Ze zagen niet uit alsof ze versleten waren. Het was of iemand er gewoon uit was gestapt, op kousenvoeten over de muur was geklommen, maar waarom zou iemand zonder schoenen over een muur willen klimmen?
Niet meer in je eigen schoenen willen staan, kwam in hem op. Alsof die gedachte hem in de andere schoenen dwong. Hij liep terug en legde de schoenen vast met de camera van zijn mobiele telefoon.

Afwezig stak hij zijn sleutel in het voordeurslot. Zijn schoenen zette hij in de gang onder de kapstok, een spoortje vuil smeltwater liep onder de zolen uit.
De schoenen bij de muur stonden er nog niet zo lang, bedacht hij. In de afgelopen nacht had het gesneeuwd, maar de schoenen waren vrijwel droog op een topje sneeuw na. Hij tuurde naar zijn eigen schoenen en het water rondom dat zijn sokken vochtig maakte. Hij nam een krant en zette zijn schoenen erbovenop. De neuzen naar de muur. Hij zette de rechterschoen ietsje schuin naar voor, zoals bij de schoen op straat, en liep naar de keuken. Ze lieten hem niet los toen hij zijn maaltijd at.

Nadat hij de foto van de schoenen naar zijn computer had gekopieerd, printte hij die op fotopapier. En nog een en nog een tot het een geheel werd van een chaotische schoenenberg.
Hij knipte de schoenen stuk voor stuk uit en legde ze naast elkaar op de grond. Alle schoenen. Ze deden hem denken aan passen die op dansvloeren kleefden. Hij zette zijn voeten op de knipsels. Zijn enkel zwikte om.
Niet meer in je eigen schoenen willen staan. Gewoon uit je schoenen stappen en een ander bestaan leiden achter de muur die het ene leven van het andere scheidt. Misschien in onwetendheid? Alsof met het uitdoen van de schoenen ook je geheugen werd gewist, misschien ook wel je hele lichaam, zodat je werkelijk iemand anders wordt als je niet meer in je eigen schoenen staat.
Die gedachte bracht hem in vervoering.
Hij schoof de schoenen door de kamer en stapte van de ene schoen op de andere. Hij kon er niet mee stoppen.

Ik zou niet in jouw schoenen willen staan, had iemand tegen hem gezegd. De bewijzen waren verzameld, uitgeplozen en breed uitgemeten, waarna hij aan de schandpaal werd genageld.
Hij had het vonnis met opgeheven hoofd aangehoord. Zijn schoenveters werden afgenomen. Daarna zat hij thuis, alleen. Voor zijn partner was het te groot geweest, een nieuwe liefde was hij niet meer tegengekomen.
Hij schoof de papieren schoenen op een hoop en legde ze in het aanrecht. Een lucifer was genoeg om alles te verkolen.

De sneeuw joeg hem in het gezicht toen hij zijn schoenen uitdeed, met de neuzen tegen de muur. Hij voelde houvast en klom.
Hij keek op zijn horloge. Hij moest zich haasten. Twee kaarten voor het theater in zijn jaszak. Vroeg eten vanavond. Dan had ze nog tijd om zich mooi te maken.



ds

Raam

Toen de boodschapper het onheil bracht, bleef het stil heel lang stil, tot de dreun de tafel raakte en resoneerde in de ruiten; terwijl hij niet wist hoe te sterven, hoe te overleven in de val, beukte zijn vuist op morzelhout, met treurig blauwe polsen.

Di Storia, Raam, Soli















Hij zit in zijn stoel, kijkt naar buiten. De wereld in een kader. Hij ziet de bomen aan de overkant, de auto’s voor het stoplicht. Mensen met een hond, mensen met een doel, denkt hij. Hij kijkt en observeert de dagelijkse gang vanuit zijn raam.
Wanneer is hij opgehouden deel te nemen? Hij weet het niet meer en ook niet of het er toe doet.
Hij krijgt zijn koffie, zijn boterhammen en zijn warm eten. Hij hoeft er de deur niet voor uit. Zijn leven ligt buiten, in het zicht vanuit zijn stoel aan tafel.
Als het donker wordt, de lamp aan, houdt het leven halt. Dan denkt hij aan wat voorbij is, wat stilstaat en geen wielen heeft die verder rijden. Hij staat op, gaat slapen en daartussenin zit een raam.

Soms komen bezoekers. Ze belemmeren zijn zicht. Hij wordt gedwongen de andere kant op te kijken, naar binnen. Hij kijkt naar hen zonder echt te zien. Ze komen ook niet voor hem. Hij hoeft geen gesprek gaande te houden.
Zijn vocabulaire bestaat uit een paar woorden, haast onverstaanbaar, met tegenzin, uitgesproken omdat ze hem verstoren, afleiden van wat buiten ligt: ‘Ja. Nee. Ik wil niet.’ Meer heeft hij niet nodig.

Zij kijkt naar hem van achter het raam. Ze is opgehouden met te willen begrijpen. Ze begrijpt wel dat de klap hard aankwam. Maar die klap was voor haar even hard.
Hoe moeilijk ook, het leven gaat verder, moet verder gaan om niet gek te worden van het gemis. Ze spaart hem maar wie spaart haar?
Ze doet wat ze kan. Als ze weggaat, zorgt ze dat er koffie is, liggen zijn boterhammen in aluminiumfolie op de tafel. Ze is terug voor hij merkt dat ze weg is geweest.
Ze vraagt zich soms af hoe het met hem verder moet als ze eerder sterft dan hij. Maar het enige dat hij nodig heeft is een stoel en een raam, denkt ze bitter.
Het is wel eens in haar opgekomen lang weg te blijven of misschien helemaal niet meer terug te komen. Even. Maar haar terugkomst valt haar steeds moeilijker.
Ze praat tegen hem, bij wie ze was, wie haar aangesproken heeft in de gang. Ze weet niet of hij luistert aan het raam. Ze zwijgt over haar verdriet, vraagt zich af of ze nog van hem houdt.
Hij was nooit een prater maar zijn glimlach was altijd voor haar. Ze zoekt bij zijn mondhoeken die onbeweeglijk naar beneden hangen, zijn ogen die niet naar haar kijken.
Ze denkt aan de dag dat ze kwamen, boodschappers met stille ogen, onbeweeglijke mondhoeken. Wat ze niet zeiden greep haar naar de keel. Voordat ze spraken, had ze het al gehoord.
Hij sloeg met zijn vuisten op tafel alsof hij het hout wilde vermorzelen. De kracht van de onmacht.
In de kerk zat hij niet naast haar, stond hij niet naast haar toen ze afscheid nam. Hij zat aan tafel en keek naar buiten. Het raam sneed hen af, het glas weerspiegelde vlijmscherpe eenzaamheid.

Hij zit bewegingloos in zijn stoel. Ze heeft het eerst niet in de gaten. Maar zijn koffie staat onaangeroerd, zijn boterhammen drogen langzaam uit. Ze praat tegen hem, gewend aan de stilte.
Ze kijkt naar het brood, vraagt of het hem niet smaakt, voordat ze echt naar hem kijkt en ziet dat zelfs het raam geen aandacht meer behoeft.
Het is alsof haar borst wijder wordt, haar adem nergens meer tegenaan botst.

De begrafenis beleeft ze in verdriet, haar tranen stromen niet voor hem. Wie kan ze uitleggen dat de ruimte in haar vrij spel heeft?
Als ze thuis is, doet ze de gordijnen dicht om hem niet te hoeven zien, klinkt haar rouw als rinkelend glas.



DS