Op de tuinbank zit mijn opa, zijn ogen
blik – waar denkt hij aan?
Hij morst met toen door dan en nu:
het is verruild voor ander later.
Op het gras ligt heim en wee, aan zijn voeten
stopselsokken en rood doorschijnend snoeppapier.
We maakten er gekleurde brillen van, die zomer:
de reiger: een flamingo; een kuifmees: kardinaal.
De vogels zijn geen vogels meer, maar vleugels
zonder naam. Het kind is uitgevlogen, keert
soms terug; dan fluit hij het moment
dat ik vergeten ben.
ds
Mooi blok d, smaakvol:-)
Fijn gedicht
Zonnig groetje
LikeLike
Mooi !
grH
LikeLike
Mooi…ik werd er even stil van.
LikeLike
Dank
LikeLike